Cityportal Gemeente Rotterdam (2015)                                             « terug naar Bibliografie                                « terug naar Media

Portretfoto Arie van Geest in Atelier Rotterdam Interview door Peter van Druten gemaakt voor de Gemeente Rotterdam
Klik hier om dit interview met Arie van Geest te lezen op de website van Rotterdam

Foto: Arie van Geest toont Grace


Wat maakt volgens Rotterdammers hun stad tot Rotterdam ?

Kunstenaar Arie van Geest: ‘Rotterdam heeft een prachtige skyline en daarachter herbergt het een aantal schatten die voor mij het DNA van de stad vormen.’

Zoals Alice in het kinderboek ‘Through the Looking Glass’ door de spiegel stapt en in een vreemde, sprookjesachtige wereld terecht komt, zo ziet beeldend kunstenaar Arie van Geest Rotterdam als je uit het nieuwe Centraal Station wandelt en de stad betreedt.
Zelf belandde hij in 1971 in Rotterdam en toen dacht hij nog dat hij op doorreis was. ‘Maar,’ constateert hij opgewekt, ‘dat is waarschijnlijk een doorreis tot de dood, dit wordt denk ik wel het eindstation.’ In Rotterdam ontwikkelde hij zich als schilder en gaf negenentwintig jaar les aan de Willem de Kooning academie. Hij heeft er zijn atelier en hij woont er met plezier.

‘Dit is mijn plek!’ Maar hij ziet in de stad ook een overeenkomst met de schilderijenserie “The Broken Promised Land’ waar hij momenteel aan werkt.
Rotterdam kent volgens hem een onder- en een bovenwereld. De bovenwereld is de prettige stad met ongekende mogelijkheden waar je aangenaam anoniem kunt zijn. De onderwereld is het Rotterdam dat in het verborgene veel moois, veel waardevols herbergt dat gekoesterd en beschermd moet worden, anders maakt het zijn belofte niet waar.

Van Geest groeide op in Maasland. Hij wilde sportjournalist worden, maar was slecht in wiskunde. Daardoor zat er geen HBS voor hem in en dus ook geen school voor de journalistiek. Wat hij wel goed kon, was tekenen. En hij las graag. Hij besloot van dat talent en de liefde voor verhalen gebruik te maken.
Van Geest: ‘Ik dacht ik kies de weg van de minste weerstand en ga naar de kunstacademie in Rotterdam. Dat was aanvankelijk een cultuurschok. Ik kwam als boertje van buten terecht in een vrijgevochten grotestadscultuur. Daar moest ik wel even aan wennen. Het was 1965, de tijd waarin Cor Vaandrager en Jules Deelder bekendheid kregen. En toch was het een juiste keuze, want ik wist op zeer jonge leeftijd al dat ik weg moest uit Maasland.’

Dat hij in Rotterdam op zijn plek was, werd onderstreept door de prijzen die hij won met de schilderijen die hij op de academie maakte: de Maaskantprijs en de Drempelprijs.
Hij voelde zich jong en gelouterd, maar naar eigen zeggen ook nog altijd een onzeker Klein Duimpje. ‘Ik wilde de grotemensenwereld in en met het geld dat ik met de Maaskantprijs had gewonnen, was dat mogelijk. Ik ging naar New York en dat werd een vuurdoop, een mentale aardverschuiving, een leerschool van zes weken door de musea vol topkunst, de popmuziek en de eindeloze wandelingen door de straten van een wereldstad. De Flower Power periode liep op zijn einde. ’s Nachts was het er soms gevaarlijk. In die tijd werd actrice Sharon Tate vermoord door Charles Manson en zijn sekte. In een relatief korte tijd leerde ik ontzettend veel over leven en kunst.’

Terug in Nederland besloot hij zich in Rotterdam te vestigen. Hij was inmiddels getrouwd en verhuisde naar de Hoevestraat in Rotterdam. Maar hij zag zich wel voor een probleem gesteld: ‘Als leerling had ik het goed gedaan, maar ik had geen geld en ik wilde geen gebruik maken van de Beeldende Kunstenaars Regeling. Daarom nam ik voor zo lang het duurde een baantje bij de PTT als postsorteerder. Overdag werkte ik van negen tot vier in mijn atelier, ’s avonds werkte ik van zes tot elf. Daarmee pleegde ik behoorlijk wat roofbouw op mezelf, maar mijn volharding werd beloond.
In 1972 won ik de koninklijke subsidie, een bedrag van f 2500,-. Ik huurde een atelier aan de Molenwaterweg en ik leerde Hans Sonnenberg kennen, een galeriehouder die mij beloofde dat hij mij wereldberoemd in Rotterdam zou maken. Dat lukte en met hem werk ik nog steeds samen. Sinds 1972 is Galerie Delta mijn vaste galerie, die jarenlang gevestigd was aan de Oude Binnenweg tegenover Melief Bender, maar nu aan het Eendrachtsplein te vinden is.

Daar is momenteel een deel van de schilderijenserie te zien die hij ‘The Broken Promised Land’ noemt.
Van Geest is in 2012 begonnen aan de serie die hij ‘een expeditie van visuele verkenningen’ noemt ‘waarvan het einde nog niet in zicht is’. Een van de belangrijke inspiratiebronnen van de schilderijenserie is het boek ‘Alice in Wonderland’. ‘Alice betreedt in het verhaal een niet bestaande wereld, een promised land,’ legt de schilder uit. ‘Zo is het ook als je naar een schilderij kijkt.
Een schilderij is in essentie een fata morgana. Een echte tuin kun je binnen stappen, een schilderij niet. Mijn ‘Broken Promised Land’ is een paradoxaal romantisch gebied dat niet bestaat, maar ik ben “the go between”, de schakel tussen werkelijkheid en verbeelding, een makelaar in luchtspiegelingen, die in de romantische veronderstelling verkeert dat schoonheid troost kan verschaffen in de wildernis van de ordinaire werkelijkheid.

Ik heb de titel ‘The Broken Promised Land’ overigens geleend uit een nummer van Ry Cooder. En hij zou ook op Rotterdam kunnen slaan met z’n rijkdom waar we zuinig op moeten zijn. Vanaf de Brienenoordbrug heeft Rotterdam een prachtige skyline en daarachter herbergt het een aantal schatten die voor mij het DNA van de stad vormen.
Bijvoorbeeld het beeld ‘Stad zonder hart’ van Zadkine. Dat vind ik het mooiste beeld van Rotterdam. En natuurlijk het nieuwe Centraal Station. Dat is een meesterwerk! Een gebouw van deze tijd waarin ook de authenticiteit van de wederopbouw besloten ligt. Het is een transparant wonder van architectonische schoonheid, een ruimtelijk vlechtwerk, een toverdoos waarin details van het oude station uit 1957 van Van Ravensteyn schitterend zijn opgenomen. De lege ruimte aan de voorkant is perfect en heeft een zuigende werking naar de rest van de stad. Zoals het nu is, is het volmaakt. Het station ís het kunstwerk. Het zou irrelevant zijn om op het plein een ander kunstwerk te plaatsen, dat zou de schoonheid van het station verstoren. Bovendien hoort een plein leeg te zijn.

Nog zoiets moois vind ik de fietserstunnel van de Maastunnel. En dan vooral de roltrappen. Die hebben het claustrofobische van mijn eigen schilderijen.

Geheel anders, maar ook van ongekende schoonheid is het zelfportret van Carel Fabricius dat in Boijmans hangt. Het schilderij toont kwetsbaarheid, jeugdigheid en ontroering. Daarin ligt het geheim van de schilderkunst besloten. Het hangt vrij onopvallend in het museum, maar het is voor mij de meest melancholische plek van deze stad. Ik ga er regelmatig naartoe om er in stilte van te genieten.

Ik erger me over de onverschilligheid waarmee er soms in onze stad met dergelijke waardevolle stukken wordt omgegaan. Neem de recente publiciteit rondom het Wereldmuseum. Er waren plannen om bepaalde etnografische topstukken te verkopen. Een privé-actie van mijn collega Olphaert den Otter heeft de politiek hopelijk tot inkeer gebracht, want dat mag natuurlijk nooit gebeuren. Dergelijke stukken verdienen juist speciale protectie, net als dat schitterende gebouw waarin ze ondergebracht zijn.
Wees zuinig op al die geheime schatten in de stad. Behoud de kwaliteit van Rotterdam en houd de geschiedenis in ere. Om met de schrijver Cyril Connoly te spreken:

Kunst is herinnering, herinnering is opnieuw beleefd verlangen.’
© Arie van Geest