1989


Arie van Geest, Through the mirror

Kunst RAI - Galerie Delta, Amsterdam
(24-28 mei)

Galerie Delta, Rotterdam
(19 mei-10 juni)

Tekst:
Hendrik van Delft
20½ x 20½ cm, 24 p.
« terug naar Catalogi

Arie van Geest, Through the mirror, Rotterdam (catalogus)

Beweeg de muiswijzer over de afbeelding om pagina 9 te
zien: "Deja-vu (Alice)", 150 x 180 cm, 1988.
Particuliere collectie, Bleiswijk

Tekst catalogus tentoonstelling: • Kunst RAI - Galerie Delta, Amsterdam 2 - 8 mei 1989
• Galerie Delta, Rotterdam 19 mei - 10 juni 1989           


Through the mirror

Dubbelzinnigheid regeert het werk van Arie van Geest. Zijn het roofvogels of liefdesharten die uit de hemel vallen? Is het rook die uit de schoorsteen komt of scheert er juist een zeil langs de horizon?
Harten vermommen zich als maskers, maskers als paletten, paletten als klokken. Figuren kwellen hun schaduw, verzinken in hun spiegelbeeld of verdubbelen zich tot siamese schepsels. Zijn het mannen of zijn het vrouwen, helden of slachtoffers, die ons zo wankel tegemoet treden? Rond dit paradoxale werk zweeft een spinsel van betekenissen. Arie van Geest behaagt het oog met languissante lijnen en kleuren, maar zijn beelden tarten de geest als fata morgana's.

Kunst die meer wil zijn dan decoratie is altijd ongemakkelijk. Het is niet de beeldtaal an sich die verontrust - mettertijd wordt zelfs het mismaakte geaccepteerd - bepalend is de zienswijze daarachter. Wie zich verdiept in de uiterlijke kenmerken van dit werk - de opposities van lijn en vlak, zwart en wit, transparante kleur en lineaire platheid - moet zich dus afvragen: waartoe dient dit?
Het zijn innerlijke tegenstrijdigheden die Arie van Geest ons voorhoudt. Het paradoxaal verband tussen liefde en haat, leven en dood, man en vrouw. Dualiteiten die elkaar bevechten en omarmen, steeds opnieuw maar telkens anders. Arie van Geest neemt de kunst ernstig in een brede, klassieke zin: namelijk een spiegel te zijn waar we onszelf in gadeslaan - en ofschoon de kijker weet dat de kunstenaar slechts een imaginaire wereld schept, laat hij zich meevoeren, nieuwsgierig als hij is naar het ik in de ander.
Niettemin zijn wij zeer wantrouwig geworden jegens het illusoire schilderij. Magritte heeft deze argwaan tegen visueel bedrog op ingenieuze wijze geëxploiteerd. Eerder nog was het Lewis Carroll, maestro van de (non)sens, die ons voorhield hoe bedrieglijk de kunst in wezen is en hoe gemakkelijk wij het slachtoffer worden van ons inlevingsvermogen. Hij schiep het nieuwsgierige koninginnetje van het land achter de spiegel - Alice - en zij figureerde 'als het vleesgeworden citaat' gedurende tien jaar in het werk van Arie van Geest. Hij schilderde haar met fotografische precisie, poserend met dezelfde mengeling van kinderlijke onschuld en vrouwelijk bewustzijn, waarmee de vriendinnetjes van Carroll een eeuw geleden in de lens van diens camera keken. Arie van Geest liet deze Alice verschijnen in een kraakhelder vacuüm, een niet bestaande, imaginaire ruimte waar het onmogelijke toch mogelijk was. Zij fungeerde als het alter ego van de schilder en zij beeldde uit, wat hij - en de kijker - slechts hardop durfde dromen. Toen de schilder zich dit realiseerde, kon hij het nauwkeurig uitgepenseelde evenbeeld in Victoriaanse vermomming terzijde schuiven en betrad hij zelf het land achter de spiegel.

Narcissus in evenwicht zo heette het laatste Alice-schilderij uit 1981 en het afscheid leek radicaal. De fijnschilder deed afstand van het marterharen penseel en begon in het diepste geheim te tekenen: met balpen zodat er niets verdoezeld kon worden. Een imposante reeks 'dagboeken' in beelden was het gevolg. Alles was toegestaan, maar als vanzelf kristalliseerden zich thema's uit. Zo diende 'Robinson' zich aan, de schipbreukeling die op zichzelf wordt teruggeworpen. In het boek van Daniel Defoe herschept hij zijn verloren wereld en keert hij daar tenslotte triomfantelijk naar terug. In de recente bewerking van Michel Tournier verkiest Robinson echter op zijn eiland te blijven. Die keuze voor verinnelijking is zinnebeeldig voor Van Geest. Zijn atelier is dan het eiland, waar de dingen bij toeval worden ontdekt en getransformeerd tot bruikbaar materiaal. Een citaat van Flaubert, Lowry of Auster - een beeld van Rousseau, Beckmann of Van Gogh - een scene uit het leven - zij worden net zo lang op papier onderzocht totdat zij in pregnante beelden verkeren. Wellicht gaat achter deze zelfbespiegeling heimwee schuil naar een verloren paradijs - waar eenheid tussen de dingen bestaat - maar in de praktijk is het vaak een worsteling op een desolate plek. Van Geest duidde daarop met Pniël, de plek waar Jacob met God worstelde. Of met Oaxaca, de Mexicaanse hel waar de consul uit Under the Volcano zichzelf tegenkwam. Of met Fucking in the Desert, waar het eiland de gedaante aanneemt van een visachtig monster, de buik vol afval, blind en kreupel om zich heen grijpend, terwijl een dwaze Pinokkio het op de rug berijdt. De helden van Van Geest zijn tweeslachtige wezens. Het zijn houten poppen die met sierlijke, danwel potsierlijke lijnen ontwaken in een Walt Disney-wereld. het zijn de barbaarse Neue Typen van Baselitz, die zich slechts kwijnend staande kunnen houden als de met pijlen doorboorde Sint Sebastiaan. En opnieuw is het Alice, die als een déjà-vu, exact gegraveerd naar John Tenniel, midden in Wonderland plaats neemt. Alleen draagt zij geen plumpudding aan om de strijdende partijen Lion & Unicorn te verzoenen, maar een hulpeloze auto, wat letterlijk 'zelf' betekent. Zoals Carroll dubbelzinnigheden van het woord verkent, waarbij zin in onzin verkeert en gruwel een bizarre gedaanteverwisseling ondergaat, zo verkent Van Geest dubbelzinnigheden van het beeld. Dat proces is het sterkst zichtbaar in zijn tekeningen, waar op Escheriaanse wijze auto's in bootjes veranderen, sandalen in vissen, stenen in portretten. Herhaling leidt hier tot onverhoedse omkering. Geen wonder dat Van Geest zich geprikkeld voelde door Gertrude Stein's constatering: "before the flower of friendship faded, friendship faded". Op de schilderijen worden zulke tweeslachtige emoties samengesmeed in heftige beelden. Bedrieglijk is de sierlijkheid van lijn, bedrieglijk is de zoetheid van transparante kleuren. De personae van Arie van Geest dwalen door een ijle leegte of een fragmentarisch décor, verdwaasd maar koppig op zoek naar verband. Wie zich zoals Alice niet spiegelt aan, maar door de spiegel kruipt, betreedt gevaarlijk terrein.


Hendrik van Delft.
© Arie van Geest